Skip to main content

Slaaptips 1-2 jaar

Veel kinderen tussen 0 en 4 jaar maken het hun ouders wel eens moeilijk met hun slaapgedrag. Misschien wil je kind niet inslapen, misschien wordt het vaak 's nachts wakker.
Waarschijnlijk heb je zelf al geprobeerd dit op te lossen. Deze themapagina is ingericht rondom het thema slapen, over de ontwikkeling van je kind en geven we tips over het slapen.
 

De ontwikkeling tussen 1-2 jaar

  • Het kind gaat staan, het kruipt nu op handen en knieën, het gaat lopen, eerst aan de hand, dan los.
  • Het kind drinkt zelf, houdt de beker vast, het leert nu zelf eten, maar zal nog veel knoeien.
  • Het speelt 'geven' en 'nemen'.
  • Het begrijpt nu steeds meer woorden.
    Zelf leert het praten, van losse woordjes: 'drink' tot heel korte zinnetjes:'mama drink'. Sommige letters kan het nog niet zeggen.
  • Het kind gaat vanaf ca. 18 maanden op onderzoek uit. Eerst was de box zijn wereldje, nu de kamer. Daarin is heel veel nieuws te ontdekken. Het gaat ten slotte (rond de 2 jaar)  de ouders of anderen nadoen: wil ook in de tuin werken of koken bijvoorbeeld. 

Het slapen tussen 1-2 jaar

Tussen 1 en 2 jaar gaat het kind over van 2 dagslaapjes naar 1 keer slapen overdag. Vaak slaapt je peuter dan dieper. Het wakker worden duurt even, het moet bijkomen. Het inslapen kan wat langer duren. Soms 'praat' je kind nog wat tegen zichzelf, soms speelt het nog wat. Nogal wat kinderen hebben er nog moeite mee alleen in bed achter te blijven. Ze willen mama/papa blijven zien tot ze inslapen.

Tip:  Blijf nog een minuut of 10 rondrommelen in de buurt va n de slaapkamer, het kind hoort u dan.

Tip:  Een vertrouwde knuffel in het bedje.

Vanaf ongeveer 18 maanden kunnen angstdromen voorkomen. Je kind wordt met een schreeuw of panisch brullend wakker. Het kan nog niet vertellen wat er
aan de hand is, het is alleen heel bang.

Tip:  Als je kind angstig blijft, ga er dan altijd heen, praat geruststellend en blijf bij je kind tot het gekalmeerd is.

Tip:  Een nachtlampje kan helpen.

Tussen 1½ en 2 jaar wordt het kind steeds actiever en is veel in beweging. Ook de hersentjes hebben het druk. Het kind probeert woorden te begrijpen en na te zeggen,
het verzint zelf spelletjes, het kan al opdrachtjes uitvoeren: iets voor je pakken als je dat vraagt bijvoorbeeld. Vaak is het kind overdag zo druk, dat het gewoon 'geen tijd heeft' om te gaan slapen. Het kind vindt het moeilijk om tot rust te komen. Het inslapen kan dan problemen geven: het blijft ook in bed spelen, praten en roepen.

Tip:  Houd een vaste volgorde aan bij het naar bed brengen. Bijvoorbeeld: uitkleden, wassen, tandenpoetsen, kusjes geven en dan naar bed, liedje en nog eens een kusje van mama/papa en alle knuffels. Dit noemen we een 'bedritueel'.

Tip: Beter geen drukke stoeipartijen voor het slapen gaan bij deze kinderen; ze worden dan nog actiever.

Moeilijkheden bij het inslaap

"Ik heb al van alles geprobeerd, maar mijn kind wil maar niet gaan slapen. Het roept en huilt net zo lang tot ik het naar de huiskamer haal. Het gaat pas slapen als wij gaan slapen."

Je kind heeft geleerd dat hij zijn zin krijgt als hij maar lang en hard genoeg schreeuwt. Misschien is hij een paar keer echt bang geweest om alleen te zijn. Hij wil graag bij anderen zijn.

Tip: Houd het het bedritueel vol. Eindig met: "Nu ga je lekker slapen."

Tip: Geef een nachtlampje of zet de deur op een kier. Gebruik een wekker en wacht 10 minuten voor je er heen gaat als het huilt. Maak de tijd steeds langer. Laat je kind in de slaapkamer of breng het direct terug als het uit zijn kamer komt.

Moeilijkheden bij het doorslapen

Een ander kind wordt 's nachts wakker, roept en gaat huilen als moeder/vader niet direct komt. Het moet nog leren zichzelf te troosten met zijn knuffel.

Tip: Ga er even heen, geef een slokje water.

Tip:  Een nachtlampje kan helpen.

Als het kind steeds vaker of meerdere keren per nacht huilt, kan het een gewoonte worden.

Tip Kijk op de wekker en wacht steeds langer voordat je er heen gaat. Het is zeker niet gemakkelijk om dit vol te houden. Het kan voor de ouders heel vermoeiend zijn.

Tip: Als het mogelijk is, spreek met elkaar af dat jullie om de beurt naar je kind gaat als het huilt; de ene nacht de een, de andere nacht de ander.

Ten slotte: Als je nog vragen hebt, praat er dan over met de verpleegkundige of arts van het consultatiebureau. Vraag naar geschikte literatuur of websites op het consultatiebureau.