Skip to main content

Slaaptips 6-12 maanden

Veel kinderen tussen 0 en 1 jaar maken het hun ouders wel eens moeilijk door weinig te slapen en veel te huilen. Waarschijnlijk heb je zelf al geprobeerd dit op te lossen.
Op deze kaart vertellen wij iets over de ontwikkeling tussen 6 en 12 maanden en geven we tips hoe je kunt omgaan met het slapen en huilen van je baby.
Misschien zitten er bruikbare tips voor je bij.

De ontwikkeling tussen 6 en 12 maanden

Op een rijtje gezet:

  • Het kind leert geleidelijk aan zijn spieren te gebruiken: eerst omdraaien en met de voetjes spelen, dan optrekken en zitten; nog later kruipen op de buik en ten slotte staan.
  • Het zitten en kruipen maakt de wereld groter. Het kind kan nu zelf naar iets toe dat het mooi vindt. 
  • De pruttelgeluidjes gaan over in brabbelen, een oefening voor het praten. Rond 1 jaar zegt het mama en papa
  • Het gebruikt zijn mond om te voelen en te proeven. Het stopt alles in zijn mond. 
  • Rond 9 à 10 maanden schrikt het vaak terug voor andere mensen dan moeder. Soms is het zelfs bang voor vader. Dit is de eenkennigheidsperiode. Na korte of wat langere tijd wint de nieuwsgierigheid naar andere mensen het van de angst.

Het slapen tussen de 6 en 12 maanden

Gewoonlijk heeft het kind genoeg aan twee dagslaapjes naast de nachtslaap. De nachtslaap wordt dieper. Het kind doet wat langer over inslapen, ligt nog wat te keuvelen. Vanaf 9 maanden kan het zichzelf wakker houden.

Tip:   Bereidt het kind voor op het slapen gaan. Maak het al babbelend klaar voor het naar bed gaan: bijvoorbeeld met het kind op de arm de gordijnen dichtdoen, dan in bedje,
knuffel erbij, kusje geven, muziekje aan. Steeds dezelfde volgorde (het zgn. bed- ritueel) is voor het kindje heel prettig en rustgevend, het weet dan wat er gaat gebeuren. Het weet dan ook dat het gaat slapen. Je baby kan zich ontspannen.

In de eenkennigheidsperiode (zo rond 9 maanden) komt het vaak voor dat het kind bang is alleen te zijn. Het weet dan nog niet dat moeder er toch is, ook al kan het moeder niet zien. Het gevolg is: huilen in bed zodra moeder de kamer uitgaat. Ook gaat het kind soms 's nachts huilen als het wakker wordt.

Tip:  Doe overdag kiekeboespelletjes. Vertel ook wat je doet: ik ga even naar de keuken. Laat vanuit een ander vertrek je stem horen.

Tip: Bij het naar bed brengen duidelijk afscheid nemen: Nu ga jij lekker slapen, ik ga naar beneden. Straks kom ik even bij je kijken.

Slaapmoeilijkheden

Een op de vijf kinderen in deze leeftijdsperiode heeft nog geen dag- en nachtritme. Ze zijn soms midden in de nacht klaarwakker en willen dan spelen. Deze kinderen vergen veel geduld van de ouders.

Tip: Ga er wel even heen als je kind huilt. Het kind heeft nog veel behoefte aan veiligheid en de zekerheid dat zijn ouders er zijn als het die nodig heeft.

Tip: Maak het echter niet al te leuk, blijf in de slaapkamer en troost het daar.

Vanaf 9 maanden kunnen de in- en doorslaapmoeilijkheden toenemen door de eenkennigheidsperiode. Het kind kan bang worden als je het alleen in bed achterlaat;
en zet een keel op. Je kind moet nog leren zichzelf te troosten.

Tip: Zorg voor een vertrouwde knuffel in bed. Daar kan het kind troost bij zoeken.

Tip:  Blijf nog een tijdje in de buurt rondrommelen. Je kunt zo laten horen, ook met je stem, dat je er nog bent.

Moeilijkheden bij het doorslapen

Op deze leeftijd kan het gaan huilen bij het inslapen een gewoonte worden. Het kind merkt dat het op die manier aandacht krijgt.

Tip: Zet de wekker op 5 minuten. Ga er pas heen als hij afgaat. Maak er de volgende keer 10 minuten van voor u er heen gaat. En zo steeds langer.

Tip: Haal het kind niet uit bed, troost het in bed.

Sommige kinderen gaan 's nachts huilen als ze even wakker worden. Ook dat kan een gewoonte worden.

Tip: Ga er wel heen, maar heel kort. Zeg duidelijk: nu ga je weer slapen.

Tip: Reageer niet bij de eerste kik, als het al een gewoonte geworden is. Wacht steeds 5 minuten langer voor u er heen gaat.

Tip: Boos worden helpt helemaal niet! Probeer rustig te praten en het kind te kalmeren.

Ten slotte: Als je nog vragen hebt, praat er dan over met de verpleegkundige of arts van het consultatiebureau. Vraag naar geschikte literatuur of websites op het consultatiebureau.